category_news
Blijvend grasland op Koeien & Kansen bedrijven
In het nieuwe GLB is langjarig grasland een eco-activiteit binnen de ecoregeling. Dat is één van de redenen dat blijvend grasland voor Nederlandse melkveehouders steeds belangrijker wordt. Naast beleidsmatig voordeel, heeft blijvend grasland nog meer voordelen. Wat zijn de verschillen tussen blijvend grasland en tijdelijk grasland en hoe heeft het aandeel blijvend grasland zich de laatste jaren ontwikkeld op de Koeien & Kansen- bedrijven.
Verschillen in definities
RVO hanteert verschillende definities van grasland. Allereerst is er tijdelijk grasland, dit grasland is jonger dan 5 jaar en in rotatie met akkerbouwmatige gewassen zoals maïs. Dan is er blijvend grasland, dit grasland is ouder dan 5 jaar. Wanneer blijvend grasland vernieuwd wordt van gras-op-gras, dan wordt de leeftijd doorgeteld. Hierin verschilt blijvend grasland van langjarig grasland (de definitie gebruikt in de eco-regelingen). Langjarig grasland mag niet gras-op-gras vernieuwd worden, en er mag op slechts 10% van het oppervlak gewasbescherming toegepast worden in 1 jaar. Tot slot is er ook nog oud grasland, dit is grasland dat 20 jaar niet gescheurd is. Ook niet van gras-op-gras.
Oud grasland versus tijdelijk grasland
Blijvend grasland verschilt in een aantal opzichten van tijdelijk grasland (zie Tabel 1). Allereerst heeft blijvend grasland een rijker bodemleven. Dit kan afgeleid worden naar het aantal regenwormen. In een vergelijkende proef tussen blijvend grasland, gewasrotatie en continu bouwland over een tijdspanne van 36 jaar is geconstateerd dat blijvend grasland significant meer regenwormen heeft, en dan met name de pendelaar, ten opzichte van tijdelijk grasland. Ook was er in blijvend grasland een grotere massa bacteriën gemeten. Er werd geen verschil gevonden in de hoeveelheid bodemschimmels.
Oud grasland | Tijdelijk grasland | |
Biodiversiteit | Meer wormen, met name meer pendelaars. | Minder wormen |
Meer bacteriën | Minder bacteriën | |
Geen verschil in schimmels | Geen verschil in schimmels | |
Waterbergend vermogen | Lagere bulkdichtheid | |
Organische stof | Meer oganische stof | Minder organische stof |
Worteldichtheid | Grotere worteldichtheid | |
Management | Makkelijk sturen op het aandeel klaver (door inzaai) | |
Graslandproductie | Onbekend | Onbekend |
Bevindingen uit literatuurstudie op een rij
Verder beschrijven van Eekeren (2008) en Schils (2022) in verschillende rapporten dat oud grasland een lagere bulkdichtheid heeft, en dus een beter waterbergend vermogen. Ook heeft blijvend grasland een hoger organisch stofgehalte. Tijdelijk grasland heeft wel een grotere worteldichtheid op zowel 10 als 20 centimeter diepte. Dit verklaart ook het fenomeen dat veel boeren op met name zandgronden herkennen, dat jonge graslanden vaak beter bestand zijn tegen droogte.
De literatuur is niet eenduidig over een verschil in productie tussen blijvend en tijdelijk grasland. Het hangt zeer van de bodemconditie af of blijvend of tijdelijk grasland beter presteert. Onder droge omstandigheden op droge zandgronden zal tijdelijk grasland waarschijnlijk beter presteren. Maar onder andere condities zal blijvend grasland waarschijnlijk beter presteren.
Hier is de vergelijking alleen gemaakt tussen blijvend en tijdelijk grasland. Maar het is belangrijk om niet te vergeten dat tijdelijk grasland inherent gepaard gaat met een bouwlandfase. Deze bouwlandfase heeft ook een effect op de bodem en de levering van zogenoemde ecosysteemdiensten.
Blijvend grasland op Koeien & Kansen-bedrijven
Van 2018 tot 2021 is het aandeel blijvend grasland volgens de definitie van RVO op Koeien en Kansen bedrijven afgenomen (Figuur 1). Deelnemers geven aan dat dit komt door de droge jaren van 2018, 2019 en 2020. Toen zijn veel graszoden verdroogd waardoor ze opnieuw ingezaaid moesten worden. Vaak gebeurde herinzaai van grasland na het telen van een jaar maïs. 2021 was een jaar zonder extreme droogte, dit is waarschijnlijk de reden dat het aandeel blijvend grasland in 2022 weer iets kon toenemen.
Over het algemeen is het aandeel blijvend grasland op kleigronden het laagst. Veel deelnemers op kleigronden geven aan samen te werken met een akkerbouwer, of telen zelf andere voedergewassen dan gras. Dit maakt dat er op deze bedrijven meer grasland is opgenomen in de gewasrotatie waardoor het aandeel blijvend grasland vanzelfsprekend lager is. Bedrijven op veengrond hebben vaak niet te mogelijkheid om akkerbouwmatige gewassen te telen. Bedrijven op zandgrond telen zelf wel akkerbouwmatige gewassen, maar vaak niet in samenwerking met een akkerbouwer. Daarom is het aandeel blijvend grasland op bedrijven op zandgrond hoger. Wel lijken de effecten van extreme droogte op zandgrond een groter effect te hebben.
Voordelen van blijvend grasland
Blijvend grasland heeft bodembiologisch en milieukundig een aantal voordelen ten opzichte van tijdelijk grasland. Het is daarom logisch dat het landbouwbeleid inzet op het behoud van blijvend grasland. Er zal daarin mogelijk wel rekening gehouden moeten worden met het voorkomen van extreme droogtes omdat dit een negatief effect lijkt te hebben op het behoud van blijvend grasland. Anderzijds heeft tijdelijk grasland ook voordelen die niet onbelicht moeten blijven. Zo heeft tijdelijk grasland soms een hogere productie. Daarnaast kan tijdelijk grasland een rustgewas zijn in de akkerbouw rotatie wat samenwerking tussen akkerbouw en melkveehouderij faciliteert.